Uit vrijgegeven National Security Agency (NSA) documenten blijkt dat de Amerikaanse geheime dienst NSA critici van de Vietnamoorlog in de gaten hield.
Ook prominenten als Martin Luther King, Muhammad Ali en twee Amerikaanse senatoren werden door de Amerikaanse spionagedienst National Security Agency in de gaten gehouden.
De NSA werd gedwongen om afgeschermde passages uit zijn officiële vier volumes tellende “Geschiedenis van surveillance activiteiten in de Koude Oorlog” vrij te geven. Het vrijgegeven materiaal onthult de naar alle waarschijnlijkheid illegale activiteiten waar de spionagedienst zich in de zestiger en zeventiger jaren mee bezig heeft gehouden om het anti-Vietnam oorlog sentiment tegen te gaan.
Bij die mogelijk illegale spionageactiviteiten zijn ook telefoongesprekken van twee Senatoren afgetapt. Het ging daarbij om de Senatoren Frank Church en Howard Baker, waarvan laatstgenoemde juist een ferme voorstander was van de Vietnam-oorlog. Ook werden berichten naar het buitenland onderschept van journalist Tom Wicker van de New York Times en een schrijver voor de Washington Post, Art Buchwald.
Naast Martin Luther King, een leider van de burgerrechtenbeweging in Amerika, werden Whitney Young van de National Urban League en zwaargewicht bokskampioen Muhammad Ali bespioneerd door de NSA.
Muhammad Ali werd op de lijst van te monitoren personen gezet in 1967 nadat hij zich tegen de Vietnam-oorlog had uitgesproken en werd vastgezet omdat hij de dienstplicht weigerde. Ook werd hem zijn titel afgenomen en werd het hem verboden om nog langer te vechten. Muhammad Ali zou zes jaar nadien nog bespioneerd zijn geweest door de NSA.
De NSA deed grote moeite om haar activiteiten, bekend als operatie Minaret, uit het publieke zicht te houden. Alle rapporten die werden gegenereerd voor operatie Minaret werden op gewoon papier afgedrukt zonder NSA-logo en werden per hand afgeleverd bij het Witte Huis.